Oudere mensen behouden sommige principes die ze leerden toen ze jong waren. Jongeren begrijpen sommige dingen tegenwoordig beter dan volwassenen. Een goed voorbeeld zijn mobiele telefoons en computers, waar velen van ons hun kindertijd doorbrachten.
Er worden nieuwe wetenschappers geboren, nieuwe uitvinders geboren, eerdere uitvindingen worden zoveel mogelijk verbeterd en vereenvoudigd om ons leven beter te maken. Toen onze grootmoeders ons verhalen vertelden over toen ze klein waren, leek het ons onmogelijk. Maar op een dag, als we dit verhaal aan onze kinderen vertellen, zal het voor hen net zo absurd lijken als het ooit voor ons was. Vandaag de dag leren we bijvoorbeeld steeds nieuwe talen, kunnen we verschillende nationaliteiten begrijpen en ken ik zelf de basis van minstens vijf talen, zelfs op jonge leeftijd. Alles evolueert, we leren steeds meer, wat ik echt vreemd vind.
Op een dag worden we misschien vervangen door robots. In de landbouw, bijvoorbeeld, zullen machines de velden ploegen in plaats van de vele mensen die een minimumloonbaan kunnen krijgen zonder machines. Sommigen van ons zouden in een vroegere tijd willen leven waarin wetenschap niet zo essentieel was en ons dagelijks leven niet beïnvloedde, terwijl anderen van nature nogal lui zijn en genoegen zouden nemen met een eenvoudigere oplossing.
Wetenschap is een heel breed begrip dat ons hele leven omvat. Niet alleen wij, maar de hele mensheid, alle soorten dieren, we leren om te voorkomen dat zeldzame dieren uitsterven omdat ze niet langer de juiste omstandigheden hebben om te overleven. We vernietigen ons milieu, maar we zorgen er wel voor. We vinden alternatieven uit voor schadelijke dingen, maar er ontstaan nieuwe schadelijke dingen die misschien nog wel schadelijker zijn voor onze natuur. Niemand weet hoe lang alles er nog zal zijn. Iets kan falen, de zon kan ontploffen, op dat moment kan onze wetenschap compleet nutteloos worden.